Met een pan-curve kunt u het volume voor de afzonderlijke kanalen variëren over de lengte van de track. Zo kunt u bijvoorbeeld bij een stereobestand het linkerkanaal in eerste instantie harder zetten dan het rechterkanaal en zo een beweging simuleren.      
Ga als volgt te werk als u een pan-curve wilt maken:
1.
Selecteer de track waarvan u de volumedistributie wilt wijzigen.
2.
Klik op het item Tracks > Pan-curve toevoegen in de menubalk.
à
De pan-curves worden weergegeven in de track. In de linkermarge van de track wordt de percentageschaal voor het volume weergegeven, met waarden variërend van 0 tot 100. Het startpunt van de curve bevindt zich op 0, een waarde die staat voor een consistente volumetoewijzing.
3.
Verplaats het startpunt van de curve (het rechthoekje in de linkerhoek) naar het gewenste beginvolume.
4.
Klik op het punt in de volumecurve waar de wijziging in de volumeverdeling moet plaatsvinden en verplaats het rechthoekje omhoog of omlaag.
5.
Herhaal de voorgaande stappen totdat u alle punten voor de pan-curve hebt ingesteld.
6.
Als u een specifiek curvepunt wilt verwijderen, klikt u met de rechtermuisknop op het gewenste punt en selecteert u Curvepunt verwijderen in het weergegeven snelmenu.   
7.
De instellingen voor een curvepunt nauwkeuriger instellen:  
1.
Klik met de rechtermuisknop op het gewenste curvepunt en selecteer Curvepunt bewerken in het weergegeven snelmenu.
à
Het venster Curvepunt bewerken wordt geopend.
2.
Geef in de invoervelden Min. en Sec. in het gebied Positie tijdlijn de gewenste positie op voor het curvepunt.
3.
Voer de gewenste pan-waarde in procent in het tekstvak Pan van het gebied Waarde in.
4.
Klik op de knop OK.
è
U hebt een pan-curve gemaakt en deze aan de track toegevoegd.


Een pan-curve maken